Alle vervoegingen van het werkwoord rondzingen

infinitivus - infinitief infinitive
rondzingen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • zing rond
 
  • zing rond jij/je?
jij, je
  • zingt rond
u
  • zingt rond
hij
zij, ze
het
men
  • zingt rond
zij, ze
wij, we
jullie
  • zingen rond
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • rondzing
dat jij, je
  • rondzingt
dat u
  • rondzingt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • rondzingt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • rondzingen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • zong rond
zij, ze
wij, we
jullie
  • zongen rond
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • rondzong
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • rondzongen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • rondgezongen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • rondzingend