Alle vervoegingen van het werkwoord rondzien

infinitivus - infinitief infinitive
rondzien
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • zie rond
 
  • zie rond jij/je?
jij, je
  • ziet rond
u
  • ziet rond
hij
zij, ze
het
men
  • ziet rond
zij, ze
wij, we
jullie
  • zien rond
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • rondzie
dat jij, je
  • rondziet
dat u
  • rondziet
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • rondziet
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • rondzien
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • zag rond
zij, ze
wij, we
jullie
  • zagen rond
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • rondzag
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • rondzagen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • rondgezien
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • rondziend