Alle vervoegingen van het werkwoord rondspringen

infinitivus - infinitief infinitive
rondspringen

Bol.com Outlet

Bol.com Algemeen

presens - tegenwoordige tijd present tense
ik	spring rond
	spring rond jij/je?
jij, je	springt rond
u	springt rond
hij zij, ze het men	springt rond
zij, ze wij, we jullie	springen rond

presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik	rondspring
dat jij, je	rondspringt
dat u	rondspringt
dat hij dat zij, ze dat het dat men	rondspringt
dat zij, ze dat wij, we dat jullie	rondspringen

imperfectum - verleden tijd past tense
ik jij, je u hij zij, ze het men	sprong rond
zij, ze wij, we jullie	sprongen rond

imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik dat jij, je dat u dat hij dat zij, ze dat het dat men	rondsprong
dat zij, ze dat wij, we dat jullie	rondsprongen

participium - voltooid deelwoord past participle
rondgesprongen

participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
rondspringend