Alle vervoegingen van het werkwoord ronddrijven

infinitivus - infinitief infinitive
ronddrijven
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • drijf rond
 
  • drijf rond jij/je?
jij, je
  • drijft rond
u
  • drijft rond
hij
zij, ze
het
men
  • drijft rond
zij, ze
wij, we
jullie
  • drijven rond
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • ronddrijf
dat jij, je
  • ronddrijft
dat u
  • ronddrijft
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • ronddrijft
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • ronddrijven
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • dreef rond
zij, ze
wij, we
jullie
  • dreven rond
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • ronddreef
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • ronddreven
participium - voltooid deelwoord past participle
  • rondgedreven
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • ronddrijvend