Tegenwoordige tijd van het werkwoord proefvaren

infinitivus - infinitief infinitive
proefvaren
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • vaar proef
 
  • vaar proef jij/je?
jij, je
  • vaart proef
u
  • vaart proef
hij
zij, ze
het
men
  • vaart proef
zij, ze
wij, we
jullie
  • varen proef
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • proefvaar
dat jij, je
  • proefvaart
dat u
  • proefvaart
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • proefvaart
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • proefvaren