Tegenwoordige tijd van het werkwoord prijsgeven

infinitivus - infinitief infinitive
prijsgeven
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • geef prijs
 
  • geef prijs jij/je?
jij, je
  • geeft prijs
u
  • geeft prijs
hij
zij, ze
het
men
  • geeft prijs
zij, ze
wij, we
jullie
  • geven prijs
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • prijsgeef
dat jij, je
  • prijsgeeft
dat u
  • prijsgeeft
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • prijsgeeft
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • prijsgeven