Alle vervoegingen van het werkwoord plaatsvinden

infinitivus - infinitief infinitive
plaatsvinden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • vind plaats
 
  • vind plaats jij/je?
jij, je
  • vindt plaats
u
  • vindt plaats
hij
zij, ze
het
men
  • vindt plaats
zij, ze
wij, we
jullie
  • vinden plaats
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • plaatsvind
dat jij, je
  • plaatsvindt
dat u
  • plaatsvindt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • plaatsvindt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • plaatsvinden
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • vond plaats
zij, ze
wij, we
jullie
  • vonden plaats
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • plaatsvond
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • plaatsvonden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • plaatsgevonden
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • plaatsvindend
vertaling english translation
  • to take place