Alle vervoegingen van het werkwoord overzwemmen

infinitivus - infinitief infinitive
overzwemmen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • zwem over
 
  • zwem over jij/je?
jij, je
  • zwemt over
u
  • zwemt over
hij
zij, ze
het
men
  • zwemt over
zij, ze
wij, we
jullie
  • zwemmen over
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • overzwem
dat jij, je
  • overzwemt
dat u
  • overzwemt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • overzwemt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • overzwemmen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • zwom over
zij, ze
wij, we
jullie
  • zwommen over
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • overzwom
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • overzwommen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • overgezwommen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • overzwemmend