Verleden tijd van het werkwoord overwaaien

infinitivus - infinitief infinitive
overwaaien
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • woei over
  • waaide over
zij, ze
wij, we
jullie
  • woeien over
  • waaiden over
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • overwoei
  • overwaaide
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • overwoeien
  • overwaaiden