Alle vervoegingen van het werkwoord overschrijden

infinitivus - infinitief infinitive
overschrijden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • overschrijd
 
  • overschrijd jij/je?
jij, je
  • overschrijdt
u
  • overschrijdt
hij
zij, ze
het
men
  • overschrijdt
zij, ze
wij, we
jullie
  • overschrijden
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • overschreed
zij, ze
wij, we
jullie
  • overschreden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • overschreden
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • overschrijdend
vertaling english translation
  • to exceed