Alle vervoegingen van het werkwoord overlaten

infinitivus - infinitief infinitive
overlaten
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • laat over
 
  • laat over jij/je?
jij, je
  • laat over
u
  • laat over
hij
zij, ze
het
men
  • laat over
zij, ze
wij, we
jullie
  • laten over
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • overlaat
dat jij, je
  • overlaat
dat u
  • overlaat
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • overlaat
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • overlaten
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • liet over
zij, ze
wij, we
jullie
  • lieten over
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • overliet
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • overlieten
participium - voltooid deelwoord past participle
  • overgelaten
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • overlatend