Alle vervoegingen van het werkwoord overladen

infinitivus - infinitief infinitive
overladen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • laad over
 
  • laad over jij/je?
jij, je
  • laadt over
u
  • laadt over
hij
zij, ze
het
men
  • laadt over
zij, ze
wij, we
jullie
  • laden over
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • overlaad
dat jij, je
  • overlaadt
dat u
  • overlaadt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • overlaadt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • overladen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • laadde over
zij, ze
wij, we
jullie
  • laadden over
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • overlaadde
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • overlaadden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • overgeladen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • overladend