Tegenwoordige tijd van het werkwoord overeenkomen

infinitivus - infinitief infinitive
overeenkomen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • kom overeen
 
  • kom overeen jij/je?
jij, je
  • komt overeen
u
  • komt overeen
hij
zij, ze
het
men
  • komt overeen
zij, ze
wij, we
jullie
  • komen overeen
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • overeenkom
dat jij, je
  • overeenkomt
dat u
  • overeenkomt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • overeenkomt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • overeenkomen