Alle vervoegingen van het werkwoord opzuipen

infinitivus - infinitief infinitive
opzuipen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • zuip op
 
  • zuip op jij/je?
jij, je
  • zuipt op
u
  • zuipt op
hij
zij, ze
het
men
  • zuipt op
zij, ze
wij, we
jullie
  • zuipen op
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • opzuip
dat jij, je
  • opzuipt
dat u
  • opzuipt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • opzuipt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • opzuipen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • zoop op
zij, ze
wij, we
jullie
  • zopen op
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • opzoop
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • opzopen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • opgezopen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • opzuipend