Tegenwoordige tijd van het werkwoord opzuigen

infinitivus - infinitief infinitive
opzuigen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • zuig op
 
  • zuig op jij/je?
jij, je
  • zuigt op
u
  • zuigt op
hij
zij, ze
het
men
  • zuigt op
zij, ze
wij, we
jullie
  • zuigen op
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • opzuig
dat jij, je
  • opzuigt
dat u
  • opzuigt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • opzuigt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • opzuigen