Alle vervoegingen van het werkwoord opduiken

infinitivus - infinitief infinitive
opduiken
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • duik op
 
  • duik op jij/je?
jij, je
  • duikt op
u
  • duikt op
hij
zij, ze
het
men
  • duikt op
zij, ze
wij, we
jullie
  • duiken op
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • opduik
dat jij, je
  • opduikt
dat u
  • opduikt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • opduikt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • opduiken
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • dook op
zij, ze
wij, we
jullie
  • doken op
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • opdook
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • opdoken
participium - voltooid deelwoord past participle
  • opgedoken
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • opduikend