Alle vervoegingen van het werkwoord ontbinden

infinitivus - infinitief infinitive
ontbinden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • ontbind
 
  • ontbind jij/je?
jij, je
  • ontbindt
u
  • ontbindt
hij
zij, ze
het
men
  • ontbindt
zij, ze
wij, we
jullie
  • ontbinden
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • ontbond
zij, ze
wij, we
jullie
  • ontbonden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • ontbonden
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • ontbindend
vertaling english translation
  • to dissolve
  • to decompose
  • to annul