Tegenwoordige tijd van het werkwoord onderbinden

infinitivus - infinitief infinitive
onderbinden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • bind onder
 
  • bind onder jij/je?
jij, je
  • bindt onder
u
  • bindt onder
hij
zij, ze
het
men
  • bindt onder
zij, ze
wij, we
jullie
  • binden onder
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • onderbind
dat jij, je
  • onderbindt
dat u
  • onderbindt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • onderbindt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • onderbinden