Alle vervoegingen van het werkwoord omwringen

infinitivus - infinitief infinitive
omwringen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • wring om
 
  • wring om jij/je?
jij, je
  • wringt om
u
  • wringt om
hij
zij, ze
het
men
  • wringt om
zij, ze
wij, we
jullie
  • wringen om
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • omwring
dat jij, je
  • omwringt
dat u
  • omwringt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • omwringt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • omwringen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • wrong om
zij, ze
wij, we
jullie
  • wrongen om
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • omwrong
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • omwrongen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • omgewrongen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • omwringend