Alle vervoegingen van het werkwoord omhooggaan

infinitivus - infinitief infinitive
omhooggaan
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • ga omhoog
 
  • ga omhoog jij/je?
jij, je
  • gaat omhoog
u
  • gaat omhoog
hij
zij, ze
het
men
  • gaat omhoog
zij, ze
wij, we
jullie
  • gaan omhoog
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • omhoogga
dat jij, je
  • omhooggaat
dat u
  • omhooggaat
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • omhooggaat
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • omhooggaan
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • ging omhoog
zij, ze
wij, we
jullie
  • gingen omhoog
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • omhoogging
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • omhooggingen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • omhooggegaan
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • omhooggaand