Alle vervoegingen van het werkwoord neerslaan
infinitivus - infinitief
infinitive
|
---|
neerslaan |
presens - tegenwoordige tijd
present tense
|
|
---|---|
ik |
|
|
|
jij, je |
|
u |
|
hij zij, ze het men |
|
zij, ze wij, we jullie |
|
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde
present tense
|
|
---|---|
dat ik |
|
dat jij, je |
|
dat u |
|
dat hij dat zij, ze dat het dat men |
|
dat zij, ze dat wij, we dat jullie |
|
imperfectum - verleden tijd
past tense
|
|
---|---|
ik jij, je u hij zij, ze het men |
|
zij, ze wij, we jullie |
|
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde
past tense
|
|
---|---|
dat ik dat jij, je dat u dat hij dat zij, ze dat het dat men |
|
dat zij, ze dat wij, we dat jullie |
|
participium - voltooid deelwoord
past participle
|
---|
|
participium praesentis - onvoltooid deelwoord
present participle
|
---|
|