Alle vervoegingen van het werkwoord nawegen

infinitivus - infinitief infinitive
nawegen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • weeg na
 
  • weeg na jij/je?
jij, je
  • weegt na
u
  • weegt na
hij
zij, ze
het
men
  • weegt na
zij, ze
wij, we
jullie
  • wegen na
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • naweeg
dat jij, je
  • naweegt
dat u
  • naweegt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • naweegt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • nawegen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • woog na
zij, ze
wij, we
jullie
  • wogen na
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • nawoog
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • nawogen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • nagewogen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • nawegend