Alle vervoegingen van het werkwoord naslaan

infinitivus - infinitief infinitive
naslaan
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • sla na
 
  • sla na jij/je?
jij, je
  • slaat na
u
  • slaat na
hij
zij, ze
het
men
  • slaat na
zij, ze
wij, we
jullie
  • slaan na
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • nasla
dat jij, je
  • naslaat
dat u
  • naslaat
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • naslaat
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • naslaan
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • sloeg na
zij, ze
wij, we
jullie
  • sloegen na
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • nasloeg
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • nasloegen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • nageslagen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • naslaand
vertaling english translation
  • to look up