Tegenwoordige tijd van het werkwoord mijden

infinitivus - infinitief infinitive
mijden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • mijd
 
  • mijd jij/je?
jij, je
  • mijdt
u
  • mijdt
hij
zij, ze
het
men
  • mijdt
zij, ze
wij, we
jullie
  • mijden