Alle vervoegingen van het werkwoord meezenden

infinitivus - infinitief infinitive
meezenden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • zend mee
 
  • zend mee jij/je?
jij, je
  • zendt mee
u
  • zendt mee
hij
zij, ze
het
men
  • zendt mee
zij, ze
wij, we
jullie
  • zenden mee
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • meezend
dat jij, je
  • meezendt
dat u
  • meezendt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • meezendt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • meezenden
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • zond mee
zij, ze
wij, we
jullie
  • zonden mee
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • meezond
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • meezonden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • meegezonden
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • meezendend