Tegenwoordige tijd van het werkwoord meevechten

infinitivus - infinitief infinitive
meevechten
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • vecht mee
 
  • vecht mee jij/je?
jij, je
  • vecht mee
u
  • vecht mee
hij
zij, ze
het
men
  • vecht mee
zij, ze
wij, we
jullie
  • vechten mee
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • meevecht
dat jij, je
  • meevecht
dat u
  • meevecht
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • meevecht
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • meevechten