Alle vervoegingen van het werkwoord meevallen

infinitivus - infinitief infinitive
meevallen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • val mee
 
  • val mee jij/je?
jij, je
  • valt mee
u
  • valt mee
hij
zij, ze
het
men
  • valt mee
zij, ze
wij, we
jullie
  • vallen mee
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • meeval
dat jij, je
  • meevalt
dat u
  • meevalt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • meevalt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • meevallen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • viel mee
zij, ze
wij, we
jullie
  • vielen mee
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • meeviel
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • meevielen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • meegevallen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • meevallend
vertaling english translation
  • to exceed expectation