Tegenwoordige tijd van het werkwoord meeontbijten

infinitivus - infinitief infinitive
meeontbijten
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • ontbijt mee
 
  • ontbijt mee jij/je?
jij, je
  • ontbijt mee
u
  • ontbijt mee
hij
zij, ze
het
men
  • ontbijt mee
zij, ze
wij, we
jullie
  • ontbijten mee
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • meeontbijt
dat jij, je
  • meeontbijt
dat u
  • meeontbijt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • meeontbijt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • meeontbijten