Alle vervoegingen van het werkwoord meehelpen

infinitivus - infinitief infinitive
meehelpen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • help mee
 
  • help mee jij/je?
jij, je
  • helpt mee
u
  • helpt mee
hij
zij, ze
het
men
  • helpt mee
zij, ze
wij, we
jullie
  • helpen mee
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • meehelp
dat jij, je
  • meehelpt
dat u
  • meehelpt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • meehelpt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • meehelpen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • hielp mee
zij, ze
wij, we
jullie
  • hielpen mee
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • meehielp
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • meehielpen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • meegeholpen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • meehelpend