Alle vervoegingen van het werkwoord meebidden

infinitivus - infinitief infinitive
meebidden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • bid mee
 
  • bid mee jij/je?
jij, je
  • bidt mee
u
  • bidt mee
hij
zij, ze
het
men
  • bidt mee
zij, ze
wij, we
jullie
  • bidden mee
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • meebid
dat jij, je
  • meebidt
dat u
  • meebidt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • meebidt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • meebidden
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • bad mee
zij, ze
wij, we
jullie
  • baden mee
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • meebad
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • meebaden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • meegebeden
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • meebiddend