Alle vervoegingen van het werkwoord loszingen

infinitivus - infinitief infinitive
loszingen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • zing los
 
  • zing los jij/je?
jij, je
  • zingt los
u
  • zingt los
hij
zij, ze
het
men
  • zingt los
zij, ze
wij, we
jullie
  • zingen los
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • loszing
dat jij, je
  • loszingt
dat u
  • loszingt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • loszingt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • loszingen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • zong los
zij, ze
wij, we
jullie
  • zongen los
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • loszong
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • loszongen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • losgezongen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • loszingend