Tegenwoordige tijd van het werkwoord losrijden

infinitivus - infinitief infinitive
losrijden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • rij los
  • rijd los
 
  • rij los jij/je?
  • rijd los jij/je?
jij, je
  • rijdt los
u
  • rijdt los
hij
zij, ze
het
men
  • rijdt los
zij, ze
wij, we
jullie
  • rijden los
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • losrij
  • losrijd
dat jij, je
  • losrijdt
dat u
  • losrijdt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • losrijdt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • losrijden