Alle vervoegingen van het werkwoord lesgeven

infinitivus - infinitief infinitive
lesgeven
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • geef les
 
  • geef les jij/je?
jij, je
  • geeft les
u
  • geeft les
hij
zij, ze
het
men
  • geeft les
zij, ze
wij, we
jullie
  • geven les
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • lesgeef
dat jij, je
  • lesgeeft
dat u
  • lesgeeft
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • lesgeeft
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • lesgeven
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • gaf les
zij, ze
wij, we
jullie
  • gaven les
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • lesgaf
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • lesgaven
participium - voltooid deelwoord past participle
  • lesgegeven
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • lesgevend
vertaling english translation
  • to teach