Tegenwoordige tijd van het werkwoord lekschieten

infinitivus - infinitief infinitive
lekschieten
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • schiet lek
 
  • schiet lek jij/je?
jij, je
  • schiet lek
u
  • schiet lek
hij
zij, ze
het
men
  • schiet lek
zij, ze
wij, we
jullie
  • schieten lek
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • lekschiet
dat jij, je
  • lekschiet
dat u
  • lekschiet
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • lekschiet
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • lekschieten