Alle vervoegingen van het werkwoord leidinggeven

infinitivus - infinitief infinitive
leidinggeven
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • geef leiding
 
  • geef leiding jij/je?
jij, je
  • geeft leiding
u
  • geeft leiding
hij
zij, ze
het
men
  • geeft leiding
zij, ze
wij, we
jullie
  • geven leiding
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • leidinggeef
dat jij, je
  • leidinggeeft
dat u
  • leidinggeeft
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • leidinggeeft
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • leidinggeven
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • gaf leiding
zij, ze
wij, we
jullie
  • gaven leiding
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • leidinggaf
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • leidinggaven
participium - voltooid deelwoord past participle
  • leidinggegeven
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • leidinggevend