Tegenwoordige tijd van het werkwoord leegstaan

infinitivus - infinitief infinitive
leegstaan
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • sta leeg
 
  • sta leeg jij/je?
jij, je
  • staat leeg
u
  • staat leeg
hij
zij, ze
het
men
  • staat leeg
zij, ze
wij, we
jullie
  • staan leeg
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • leegsta
dat jij, je
  • leegstaat
dat u
  • leegstaat
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • leegstaat
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • leegstaan