Tegenwoordige tijd van het werkwoord leegschenken

infinitivus - infinitief infinitive
leegschenken
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • schenk leeg
 
  • schenk leeg jij/je?
jij, je
  • schenkt leeg
u
  • schenkt leeg
hij
zij, ze
het
men
  • schenkt leeg
zij, ze
wij, we
jullie
  • schenken leeg
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • leegschenk
dat jij, je
  • leegschenkt
dat u
  • leegschenkt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • leegschenkt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • leegschenken