Alle vervoegingen van het werkwoord lastigvallen

infinitivus - infinitief infinitive
lastigvallen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • val lastig
 
  • val lastig jij/je?
jij, je
  • valt lastig
u
  • valt lastig
hij
zij, ze
het
men
  • valt lastig
zij, ze
wij, we
jullie
  • vallen lastig
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • lastigval
dat jij, je
  • lastigvalt
dat u
  • lastigvalt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • lastigvalt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • lastigvallen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • viel lastig
zij, ze
wij, we
jullie
  • vielen lastig
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • lastigviel
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • lastigvielen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • lastiggevallen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • lastigvallend
vertaling english translation
  • to harass
  • to bother