Tegenwoordige tijd van het werkwoord kromsluiten

infinitivus - infinitief infinitive
kromsluiten
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • sluit krom
 
  • sluit krom jij/je?
jij, je
  • sluit krom
u
  • sluit krom
hij
zij, ze
het
men
  • sluit krom
zij, ze
wij, we
jullie
  • sluiten krom
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • kromsluit
dat jij, je
  • kromsluit
dat u
  • kromsluit
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • kromsluit
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • kromsluiten