Tegenwoordige tijd van het werkwoord klemrijden

infinitivus - infinitief infinitive
klemrijden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • rij klem
  • rijd klem
 
  • rij klem jij/je?
  • rijd klem jij/je?
jij, je
  • rijdt klem
u
  • rijdt klem
hij
zij, ze
het
men
  • rijdt klem
zij, ze
wij, we
jullie
  • rijden klem
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • klemrij
  • klemrijd
dat jij, je
  • klemrijdt
dat u
  • klemrijdt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • klemrijdt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • klemrijden