Verleden tijd van het werkwoord klaarzitten
| 
                infinitivus - infinitief
                infinitive
             | 
|---|
| klaarzitten | 
| 
                imperfectum - verleden tijd
                past tense
             | |
|---|---|
| ik jij, je u hij zij, ze het men | 
 | 
| zij, ze wij, we jullie | 
 | 
| 
                    imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde
                    past tense
                 | |
|---|---|
| dat ik dat jij, je dat u dat hij dat zij, ze dat het dat men | 
 | 
| dat zij, ze dat wij, we dat jullie | 
 | 
 
            