Alle vervoegingen van het werkwoord kaalscheren

infinitivus - infinitief infinitive
kaalscheren
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • scheer kaal
 
  • scheer kaal jij/je?
jij, je
  • scheert kaal
u
  • scheert kaal
hij
zij, ze
het
men
  • scheert kaal
zij, ze
wij, we
jullie
  • scheren kaal
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • kaalscheer
dat jij, je
  • kaalscheert
dat u
  • kaalscheert
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • kaalscheert
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • kaalscheren
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • schoor kaal
zij, ze
wij, we
jullie
  • schoren kaal
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • kaalschoor
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • kaalschoren
participium - voltooid deelwoord past participle
  • kaalgeschoren
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • kaalscherend