Alle vervoegingen van het werkwoord inweven

infinitivus - infinitief infinitive
inweven
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • weef in
 
  • weef in jij/je?
jij, je
  • weeft in
u
  • weeft in
hij
zij, ze
het
men
  • weeft in
zij, ze
wij, we
jullie
  • weven in
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • inweef
dat jij, je
  • inweeft
dat u
  • inweeft
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • inweeft
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • inweven
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • weefde in
zij, ze
wij, we
jullie
  • weefden in
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • inweefde
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • inweefden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • ingeweven
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • inwevend