Alle vervoegingen van het werkwoord invriezen

infinitivus - infinitief infinitive
invriezen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • vries in
 
  • vries in jij/je?
jij, je
  • vriest in
u
  • vriest in
hij
zij, ze
het
men
  • vriest in
zij, ze
wij, we
jullie
  • vriezen in
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • invries
dat jij, je
  • invriest
dat u
  • invriest
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • invriest
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • invriezen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • vroor in
zij, ze
wij, we
jullie
  • vroren in
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • invroor
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • invroren
participium - voltooid deelwoord past participle
  • ingevroren
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • invriezend
vertaling english translation
  • to freeze
  • to freeze in