Alle vervoegingen van het werkwoord invallen

infinitivus - infinitief infinitive
invallen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • val in
 
  • val in jij/je?
jij, je
  • valt in
u
  • valt in
hij
zij, ze
het
men
  • valt in
zij, ze
wij, we
jullie
  • vallen in
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • inval
dat jij, je
  • invalt
dat u
  • invalt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • invalt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • invallen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • viel in
zij, ze
wij, we
jullie
  • vielen in
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • inviel
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • invielen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • ingevallen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • invallend
vertaling english translation
  • to substitute