Tegenwoordige tijd van het werkwoord instinken

infinitivus - infinitief infinitive
instinken
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • stink in
 
  • stink in jij/je?
jij, je
  • stinkt in
u
  • stinkt in
hij
zij, ze
het
men
  • stinkt in
zij, ze
wij, we
jullie
  • stinken in
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • instink
dat jij, je
  • instinkt
dat u
  • instinkt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • instinkt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • instinken