Alle vervoegingen van het werkwoord ingieten

infinitivus - infinitief infinitive
ingieten
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • giet in
 
  • giet in jij/je?
jij, je
  • giet in
u
  • giet in
hij
zij, ze
het
men
  • giet in
zij, ze
wij, we
jullie
  • gieten in
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • ingiet
dat jij, je
  • ingiet
dat u
  • ingiet
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • ingiet
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • ingieten
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • goot in
zij, ze
wij, we
jullie
  • goten in
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • ingoot
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • ingoten
participium - voltooid deelwoord past participle
  • ingegoten
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • ingietend