Tegenwoordige tijd van het werkwoord hongerlijden

infinitivus - infinitief infinitive
hongerlijden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • lijd honger
 
  • lijd honger jij/je?
jij, je
  • lijdt honger
u
  • lijdt honger
hij
zij, ze
het
men
  • lijdt honger
zij, ze
wij, we
jullie
  • lijden honger
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • hongerlijd
dat jij, je
  • hongerlijdt
dat u
  • hongerlijdt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • hongerlijdt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • hongerlijden