onregelmatige
werkwoorden
.nl
Tegenwoordige tijd van het werkwoord hangen
infinitivus
- infinitief
infinitive
hangen
presens
- tegenwoordige tijd
present tense
ik
hang
hang jij/je?
jij, je
hangt
u
hangt
hij
zij, ze
het
men
hangt
zij, ze
wij, we
jullie
hangen