Alle vervoegingen van het werkwoord groenlopen

infinitivus - infinitief infinitive
groenlopen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • loop groen
 
  • loop groen jij/je?
jij, je
  • loopt groen
u
  • loopt groen
hij
zij, ze
het
men
  • loopt groen
zij, ze
wij, we
jullie
  • lopen groen
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • groenloop
dat jij, je
  • groenloopt
dat u
  • groenloopt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • groenloopt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • groenlopen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • liep groen
zij, ze
wij, we
jullie
  • liepen groen
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • groenliep
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • groenliepen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • groengelopen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • groenlopend